Vliegen,
als zeilen zonder water
we waaien met de wind mee
Het scheen te schijnen, vertelden ze. Nooit eerder, nooit eerder zo fel. Zo fel als duizend zonnen, zeiden ze me met grote ogen. Monden gingen op en neer, maar ik luisterde niet. Zij ook niet naar mij. Wat ik wel deed, was het doorvertellen. Ik zocht naar oren om te luisteren, maar vond alleen een witte plastic tas. Hij waaide, het waaide zonder wind, met mij op z'n hielen. Maar hielen, nee, dat had hij niet. Net zomin als hij hielen had, had hij een ziel. Maar hij was zo mooi, onvoorstelbaar mooi. Langzaam werd het herfst, en de zon stierf weg achter bladeren. Langs schommels hield hij even stil, alsof hij de kinderen in zich op nam. Steekje jaloezie? Ongedwongen kinderen, wie was hij? Ja, wie was hij. Hij was een niets, een levenloze plastic tas. Wit, licht, vergeten. Ik gaf hem water, hij gaf mij een gekreukelde glimlach. On we go, alsof het nooit begonnen was, dat waaien. Hij was misschien gekreukeld, gescheurd, maar zo godvergeten mooi. Het was begonnen, en waar hij waaide, sprong het licht aan.
Wit licht.
Ik vind het prachtig
BeantwoordenVerwijderenecht prachtig
Jouw woorden kleuren gewoon
<3