20.10.09

Heldendaad



Zonder het te weten, heb je een heldendaad verricht

Alsof ik toch een beetje iemand was,

Mijn gezicht verlicht

Zonder het te weten,

Heb je mij verteld

Dat ik er ben.

17.10.09

Ik dacht terug aan hoe de regen vlekken maakte op je trui


Steeds meer, tot je een vlek geworden was

'Maar vlekken zijn niet zo erg', zei ik. 'Alleen een beetje moeilijk als je de was moet doen, of een gevlekte tekst moet lezen, of een herinnering die als vlekken in je hoofd zit'. Nooit heb ik iemand zo ongelukkig zien kijken, als toen ik je de waarheid zei. 'Ik kan het niet, leven met een vlek', zei ik rustig. Ik keek je recht aan en jij keek weg, zo was het altijd gegaan. 'Jij bent als de vlek op mijn trui, die wil ik eruit'. Je keek op, 'alsof je perfect bent, alsof je nooit vlekken in je kleren maakt', zei je. Daar moest ik over nadenken, je maakte dat ik mijn vergelijking net zo stom vond als dat jij mijn woorden vond. Als een klein kind zei ik: 'Nou en, ik wil je gewoon niet meer. Ga weg, en neem alles wat je in mijn hoofd hebt gestopt mee. Ik wil je niet meer zien, niet meer met je praten en niet, niet, nooit meer aan je denken'. Daar stond je dan, met je trui vol vlekken.

14.10.09

Draai me om

Zoals de huizen op de zon schijnen

Ik keek omlaag naar de witte lucht, waar blauwe wolken dreven alsof ze het elke dag deden. Daar vlogen mijn vrienden, lachend en schreeuwend. Ik zette een stap naar achter en mijn voeten keken om mij heen; niets te zien. Het tegenlicht scheen achter me, de bank plofte op me neer. Ik pakte de televisie en zette de afstandsbediening aan; niets te zien. De klok keek op mij, het was twaalf over vijftien. Ik besefte me dat ik moest gaan, ik kom nooit te laat. Nadat mijn schoenen mij aanschoten en mijn jas me aantrok, snelde ik het raam uit. Grote stappen over de bladeren, die langzaam omhoog dwarrelden. De tram sprong op me, en ik reed weg. Telkens stapte er een nieuwe halte in. Ik rende langs de brug, die dicht was. Wachten, tot hij open ging. De stoplichten stonden veel te lang op groen, wachten, wachten. Snel door ging ik. Toen ik bij je aankwam, drukte jij op de bel en ik deed open. "Kom binnen", zei ik, en stapte je huis in. "Geen seconde te laat" zei jij, en dus ging ik naast de andere secondes op de grond zitten.

10.10.09

I never did believe in growing old, at all

Liever blijf ik zoals ik nu ben, liever blijven de muren wit

De knoop doorhakken, doe ik nooit. Ik weet best wat ik wil, jij weet het ook. Jij weet dat jij bent, wat ik wil. Ik weet best dat ik moet opruimen, wat ik tegen de muren heb gesmeten. Ik weet dat de wereld verder gaat zonder mij, dat niemands leven volledig in zal storten. Wat had ik dan verwacht? Ik vroeg hem 'zou je nog kunnen leven zonder mij?'. Het bleef stil. Ik keek hem aan, langer en langer. Mond open, mond dicht. Een diepe, ondoorgrondelijke zucht. 'Ja natuurlijk, wat had je dan verwacht?'. Na een pijnlijke stilte vervolgde ik, 'maar, zou je me missen?'. Hij keek terug, knipperde een paar keer, 'weet niet, denk het niet'. Ik keek naar de grond. Hou je van me? Ik gaf hem zijn koffers, en hij vertrok. Pas toen hij de deur dichttrok, besefte ik dat ik niet meer ouder wilde worden. Want telkens als ik mezelf ouder zag worden, zag ik zijn gezicht naast het mijne. Samen, vielen we in slaap, de tv nog aan.

4.10.09

P.s. laat me even weten wanneer je er weer voor me bent


Welke emotie dan ook, we bleven ijskoud

Koude glimlach, flauwe glimlach. Dat is alles wat ik krijg. Als je uitademd, zie je de lucht. Maar de lucht kan je niet zien, zelfs niet als je het echt wil. Als je iets echt wil, dan kan het? Ik heb altijd al echt willen vliegen, mijn beide voeten kwamen nooit meer dan een meter van de grond. Aan de grond genageld, sta ik. Samen met de rest, de rest van de mensen die iets echt wilden. Allemaal bedrogen. We bouwden een hut, daar gingen we de rest van ons leven in een hoekje zitten huilen. We lachten onze tanden bloot om elkaars flauwe, levenloze grappen. We zetten koffie, we keken elkaar voortdurend aan. Droge ogen, lang leve de verloren dromen. We maakten er een feest van, we dansten op denkbeeldige muziek, de ballonnen waren grijs.

2.10.09

Confetti


Hoi.

Ja, god, hoe moet je zoiets anders beginnen? Met een andere begroeting, misschien. Vogels vliegen de hele dag, zelfs in mijn hoofd. Met één hap weg, slik. Wat moet je er anders mee? Opschrijven, alles. Je leven opschrijven.

Het begon allemaal met een hele dikke buik, maar niet mijn buik. Nee, die van de vrouw waarmee alles..

Hè. Nee. Zo begin ik mijn levensverhaal niet. Opnieuw dan maar.

Het begon met een lach. Mijn vriendelijke lach de wereld in.

Leugenaar. Toen ik ter wereld kwam zette ik het op een schreeuwen vergezeld door tranenstromen. Ik was een hoopje misère, één en al ellende. Toen al.

Al sinds ik het me herinner heb ik een hekel aan opstaan. En wekkers.

Een voorliefde voor schommels en voor alles wat op 2 poten waggelt. En van woorden hield ik ook altijd al. Alleen hielden ze niet altijd van mij. Net als mijn leeftijdsgenoten op de basisschool.

Vallende bladeren gaven me altijd al een dubbel gevoel. Ik was bang voor sinterklaas en de kerstman zag ik meer als een rare man met baard en een voorliefde voor kinderen.

Toen ik jong was, waren alle revolutionaire gebeurtenissen uit de geschiedenis al, gebeurd. Geen schokkende nieuwe ontdekkingen, alleen, ik. Dagen vulde ik met onschuldig en naïef de wereld bestuderen. En met Bambi kijken.

Hoogtevrees, o zoete vliegtuigvlucht. En misselijk dat ik was toen we eenmaal weer op de grond stonden. Eindeloze verjaardagen, droge handen, natte zoenen. Kippenvel.

Muziek, mijn ding.

Ik herinner me nog de winkels rond kerst, lakschoentjes met scherpe randjes. De gebroken glimlach van mensen om me heen, iedereen was kapot. Kerstinkopen doen, typisch.

Oud en nieuw. Alsof ieder jaar op raakt, uitgedoofd, en vervangen moet worden voor een nieuwe. Heb ik nooit begrepen.

Servethouders breken, boze ogen. Dag, koelkastdeur. Glas rinkelt, deuren trillen, muren schudden.
Ruzie.

Het ruikt naar kroketten, en ik maar schrijven.

Pocahontasjurk, jij mijn idool. Spelen op het zand, zand tussen je tenen. Gooien met modder, harder fietsen. Klimmen, springen, slapen.

"We doen wie het langste wakker kan blijven".

Ik niet.

1.10.09

Troostweer


De wind fluisterde me alles in, ik lachte hardop

Alsof de wolken wilden zeggen 'het maakt niet uit, komt wel goed', alsof ik daar kon blijven. Wollig, grijs, met je voeten op de bank. Alles was volmaakt en zacht, de zonnestralen boorden gaten in die wattige wereld. Alsof de wind me omhelsde, alsof de zon naar me lachte. De wind vertelde me eindeloze verhalen, de regen tikte me wakker. Troosteloos, tegen het raam, ging mijn hoofd. Ik wist niet meer, wat ik weten moest. Waar ik het zoeken moest. De regen tikte mij alles voor, alsof de muziek al geschreven was voor ik bestond. Het was mooi, het pakte me. Het liet me niet meer los, dat troostweer.